
Door Bart Schut
21/04/2012
Omar m'a tuer
J'accuse...!
Gerechtelijke dwalingen zijn zo oud als de justitie zelf en een onderwerp dat zich bij uitstek leent voor verfilming. De populariteit van dit specifieke soort courtroomdrama is begrijpelijk. Net als de verdachte gelooft de kijker heilig in het adagium: “Wie onschuldig is, wordt niet veroordeeld.” Identificatie met de hoofdpersoon – de sleutel naar cinematografisch succes – is verzekerd. De doorgewinterde filmliefhebber weet wel beter. De fictie van de blinde Vrouwe Justitia is op het witte doek allang ontmaskerd in speelfilms als In the Name of the Father en The Hurricane of recent in de documentaire trilogie Paradise Lost.In dit indrukwekkende rijtje pas Omar m’a tuer uitstekend. (De oplettende francofone lezer zal hebben opgemerkt dat de titel verkeerd is gespeld, waarover later meer). Net als in de bovengenoemde films is Omar de verkeerde persoon op de verkeerde plaats en tijd. Waar Rubin “Hurricane” Carter (Denzell Washington) zwart is in de pas 'gedesegregeerde' VS en Gerry Conlon (Daniel Day Lewis) Iers in Engeland ten tijde van de IRA-terreur, is Omar een Marokkaan in Zuid-Frankrijk, een bastion van het racistische Front National in het begin van de jaren ’90.
Omar m’a tuer is gebaseerd op de geruchtmakende affaire Omar Raddad. Op 24 juni 1991 wordt de steenrijke weduwe Ghislaine Marchal dood aangetroffen in de kelder van haar villa aan de Côte d’Azur. Op een deur heeft de weduwe in haar laatste momenten de naam van haar moordenaar geschreven: “Omar m’a tuer.” In bloed. Nu komt dit soort dramatische beschuldigingen-vanuit-het-graf eigenlijk alleen voor in misdaadromans en zelfs daar zijn zij nep, een dwaalspoor dat van de echte moordenaar moet wegleiden, zoals in Agatha Christies Death on the Nile. Gezien haar verwondingen en de plaats van het bloederige opschrift, lijk het weinig voor de hand liggend dat Ghislaine Marchal inderdaad de auteur wasvan de beschuldiging. Nog afgezien van het feit dat mag worden aangenomen dat deze hoogopgeleide vrouw wist hoe “gedood” in het Frans wordt gespeld: “tué” in plaats van “tuer”.
Wie denkt dat de beschuldigde Omar, de tuinman van het slachtoffer (tuinman, klusjesman, Maurice de Hond zou zich in de handen wrijven) weinig te vrezen heeft, vergist zich in de competentie en de onpartijdigheid van de Franse justitie. Ondanks het feit dat Omar (gespeeld door Sami Bouajila) geen motief heeft, er geen moordwapen wordt gevonden, er geen forensisch bewijs tegen hem is en hij een overtuigend alibi lijkt te hebben, is de tuinman van begin af aan kansloos. De gendarmerie is overtuigd van zijn schuld, hetzelfde geldt voor de rechter. Raciale motieven spelen hierbij overduidelijk een rol, de analfabete Marokkaanse immigrant die nauwelijks Frans spreekt, is een perfecte zondebok voor een naar snelle gerechtigheid – lees wraak – hunkerend justitieel en politiek systeem. Pas als schrijver Pierre-Emmanuel Vaugrenard (Denis Podalydès) het op zich neemt de waarheid te achterhalen, lijken Omars kansen te keren.
Omar m’a tuer is een 'courtroomdrama' dat de kijker op het puntje van zijn stoel zal houden, met een sterk gevoel van woede en onmacht in de buik. De rechtszaak tegen Omar wordt parallel verteld aan de naspeuringen van Vaugrenard, wat de vaart en de spanning er goed inhoudt. Zozeer zelfs, dat de film wel wat langer zou mogen zijn, zodat bijvoorbeeld de relatie tussen Omar en Madame Marchal nader belicht had kunnen worden. Het acteerwerk is uitstekend, met name de ingetogen manier waarop Sami Bouajila Omars ongeloof en verdwijnend vertrouwen in de Franse justitie uitbeeldt.
Toch zit er een gevaar in dit soort op waargebeurde zaken gebaseerde verhalen. Regisseur Roschdy Zem kiest duidelijk partij in zijn film en het is mogelijk daarom dat hij een aantal voor Omar Raddad belastende feiten uit zijn film weglaat. Bijvoorbeeld dat het slachtoffer in brieven wel degelijk uit gemakzucht soms haar voltooide tijden verkeerd schreef of dat Omars gokverslaving een plausibel motief voor een moord op de rijke weduwe vormde. En dan is daar nog de rol die de schrijver Vaugrenard speelt. Dit personage bestaat in het echt niet, het is een uitvinding van de scenarioschrijvers. Begrijpelijk als middel om de kijker te laten delen in een langdurige en soms technische speurtocht naar bewijsmiddelen, maar wanneer een filmmaker zich dit soort vrijheden permitteert in een op ware feiten gebaseerd verhaal, is de vraag gerechtvaardigd wat hij er nog meer bij heeft verzonnen. In dat licht is het opvallend (en een naar mijn mening valse parallel) dat het juist een schrijver is die de misstanden in de zaak Omar Raddad aan de kaak stelt. Was het niet de auteur Emile Zola, die meer dan honderd jaar geleden met zijn artikel “J’accuse…!” de Fransen het schaamrood op de kaken joeg toen hij een andere door racistische motieven gevoede dwaling van het recht – de Dreyfusaffaire - in de openbaarheid bracht?

