Film-O-Rama Beter Beeld & Geluid, home cinema Nieuws Buis Agenda Bios Welbeschouwd Columns Film-O-Rakel Film-O-Rama Afmelden Profiel Aanmelden Registeren

 

17/05/2012

Oslo, 31. August

Wie zonder enige voorkennis de bioscoop instapt bij Oslo, 31. August, de tweede speelfilm van de Noorse regisseur Joachim Trier, zal even niet goed weten waar hij in terecht is gekomen. Na een prachtig nostalgische montage van beelden van Oslo en voice-overs met anekdotische herinneringen stappen we zonder enige introductie in het leven van hoofdpersoon Anders (Anders Danielsen Lie). Anders blijkt een drugsverslaafde die in een afkickkliniek zit, zo ontdekken we een aantal minuten later, en krijgt een dag vrijaf om op sollicitatie te gaan in Oslo.



Op die vrije dag bezoekt dertiger Anders zijn oude vriend Thomas, die nu samen met vrouw en kind in een mooi huis woont, gaat naar de sollicitatie, die hij moedwillig frustreert, heeft een afspraak met zijn zus, gaat naar een feest, dwaalt door de straten van Oslo. Uiteraard is er de vraag of hij een terugval zal hebben, maar in feite gaat de film niet of nauwelijks over drugsverslaving. Al direct in de scene bij Thomas thuis wordt duidelijk dat waar Anders mee worstelt dieper zit dan de drugsverslaving. Hij is intelligent, heeft humor, maar ergens in hem is iets geknapt. De film geeft geen bezwerende antwoorden of uitwegen maar ontpopt zich als sobere en juist daardoor soms verontrustende studie van iemand die uit de pas is geraakt met het leven.

Het grootste pijnpunt van de film zit hem daarin dat Anders eigenlijk op het punt is dat hij weer vooruit kan gaan denken. Hij heeft nog twee weken in de kliniek, is al een jaar clean, nieuwe kansen staan voor de deur. Maar hij heeft het vermogen verloren om vooruit te denken. Ronduit weergaloos is een scène waarin Anders in een café zit en naar gesprekken van andere cafébezoekers luistert. Zelden heeft een filmmaker zo goed het gevoel dat het leven zich langs jou heen afspeelt weten te vangen.

Razend knap is hoe Danielsen Lie zijn personage de hele film lang laat balanceren op de rand van instorten. Geregeld komen er tijdens conversaties plotseling tranen op. Die hij, met wisselend succes, tracht te verbijten. Maar tegelijk is hij kritisch op zichzelf en door die humor en intelligentie blijf je tegen beter weten in denken dat hij zichzelf wellicht toch weer op de rails kan hijsen.

Richting het einde van Oslo, 31. August loopt Anders door zijn verlaten ouderlijk huis. In een van de vertrekken staat een piano en hij speelt wat. Een van de toetsen is stuk. Die scène, dat moment, vangt misschien wel het beste wat Anders voelt en ook hoe de film inwerkt op de toeschouwer. Dat gevoel wanneer je zonder erop bedacht te zijn een pianotoets aanslaat die stuk is. Je speelt achteloos een melodie en ineens is daar die doffe tik. Geen klank meer, geen echo; alleen een doffe tik.



Naam:
E-mail:

Uw e-mailadres wordt niet getoond.